woensdag 29 januari 2014

Commelina communis – Gewone Dagbloem

Commelina communis – Gewone Dagbloem

Een apart bloeiende plant die ik tegen kwam in de Hortus Leiden, is de Commelina. Zijn naam heeft hij te danken aan twee bekende Nederlandse botanisten, de neven Commelin, die tevens de oprichters zijn van de Hortus in Amsterdam. De Commelina behoort tot de Commelinaceae, een bekende en sterk lijkende plant uit deze familie is de Tradescantia. Beiden hebben het kenmerk dat de bloem maar één dag bloeit. Hij is afkomstig uit Azië en is geïntroduceerd in landen als Tsjechië en Noord-Amerika. In Noord-Amerika heeft hij zijn plekje wel gevonden, de plant wordt daar ook wel gezien als onkruid. Hij groeit graag op vochtige gronden, zoals bosranden en open velden. Er bestaan meer dan honderdvijftig soorten van het geslacht Commelina.

De plant breidt zich uit door middel van ondergrondse wortelstokken. Bloeien doet hij de hele zomer door, elke dag vormt hij weer een nieuwe bloem die het één dag volhoudt. De bloem wordt gevormd in een hardvormig groen kelkblad, deze vouwt zich uit, waarna de bloem door het uitgroeien van de bloemstengel naar buiten treedt. De bloemen bestaan uit vier bloemblaadjes, twee grote blauwe en twee minuscule witte aan de onderzijde. Het grappige van de meeldraden is dat ze niet allemaal vruchtbaar zijn. De functie van de onvruchtbare meeldraden is het intensief lokken van insecten, dit heeft hij nodig omdat hij maar één dag bloeit. In totaal bevat hij zes meeldraden, de twee lange bruine buitenste zijn vruchtbaar, daarvoor zit nog een geelkleurige en is ook vruchtbaar. De binnenste drie gele en grotere helmknoppen zijn niet vruchtbaar, deze worden puur gebruikt als lokmiddel.

In Azië wordt hij veel gekweekt voor zijn blauwe pigment, deze kleurstof wordt vooral gebruikt in de houtkunsten. Ook wordt hij gebruikt als middel tegen keelpijn en hoest. Enige tijd geleden is hij ontdekt bij een kopermijn. Uit onderzoek is gebleken dat de plant veel metalen in zich had, vooral het koper. Wilt u deze aparte plant eens uitproberen, hij is makkelijk zaaibaar. Zet hem dan op een vochtige plek, wel staat hij bekend als een woekeraar. Als u hem wilt overhouden, kan dat. Het is een soort wortelknol en u kunt hem op een koele, droge plaats laten overwinteren als een Dahlia.

woensdag 22 januari 2014

Calotropis procera – Appel van Sodom

Calotropis procera – Appel van Sodom

Nog één van de indrukwekkende planten die ik ben tegen gekomen in Gambia is de Calotropis. Toen ik hem voor het eerst zag dacht ik dat het een Euphorbia soort was, maar dit had ik mis. Ik moest bij deze plant denken aan een aflevering van Bear Grylls in de Sahara. Langs de vochtige randen groeide daar een Euphorbia (Wolfsmelk) soort met grote groene vruchten. Hij vertelde dat alles van de plant giftig is en dat zelfs het omliggende water niet drinkbaar is door toedoen van de plant.
De giftigheid en het melksap is dan ook de bekendste eigenschap van de Euphoribia.
Eén voordeel voor mij, de Calotropis bevat ook giftig melksap, dus ik zat er niet heel ver naast. Hij is niet afkomstig uit de Euphorbiaceae, maar uit de Asclepiadaceae. Hier kennen wij deze familie als Zijdeplantfamilie, de Engelse naam is Milkweedfamily.
Calotropis is de Griekse naam voor prachtig die waarschijnlijk verwijst naar de bloemen, de soortnaam procera die wij vaker tegen komen, betekent slank. Van de naam Appel van Sodom heb ik nu ook iets leuks geleerd. Sodom was een bijbels plaatsje dat verwoest werd door God, vanwege het zondige leven van de inwoners. Appel van Sodom, of eigenlijk appel van verwoesting, hij lijkt op een lekkere vrucht, maar is zeer giftig. Het Nederlandse woord sodemieteren is hier van afgeleid.
De Calotropis vindt zijn oorsprong in Azie en tropisch Afrika, waar hij als onkruid wordt gezien. Naast de Calotropis procera bestaat er nog een grotere soort, de Calotropis gigantea.
De Calotropis procera wordt zo’n zes meter hoog en heeft over het algemeen al zijn grote ovale blad aan het uiteinde. Het blad is groen met hierover een grijze waslaag dat hem beschermt tegen uitdroging en de zoute lucht. Zijn bast is grijs en heeft een kronkelige vorm. De bloeiwijze heeft wel iets weg van de Euphorbia, maar als men goed kijkt nog meer op die van de Asclepias familie. Hij wordt bevrucht door bijen, insecten en vlinders. Na de bevruchting vormt zich een opgeblazen vruchtomhulsel met hierin bruine zaden met vlezige lange slierten. Deze slierten zorgen voor de verspreiding van de zaden, omdat deze blijven plakken aan langslopende dieren. In Jamaica worden de vlezige slierten ook wel gebruikt al kussenvulling. Hoewel de plant giftig is, wordt hij veel gebruikt in de geneeskunde als laxerend middel en tegen problemen met de luchtwegen. Net als een inheemse giftige plant die wij hier kennen, Digitalis (Vingerhoedskruid), schijnt hij deze zelfde geneeskrachtige stof te bezitten.

woensdag 15 januari 2014

Mangifera indica – Mango

Mangifera indica – Mango

De Mango, één van de bekendste zoete fruitsoorten van de wereld. Hoewel hij bijna in elk tropische gebied te vinden is en gekweekt wordt , komt hij oorspronkelijk uit Indië (indica), waar het tevens de nationale vrucht is. Dat hij nu overal ter wereld te vinden is, hebben we weer te danken aan de VOC periode. Voor sommige landen heeft de VOC niet veel goeds gedaan, voor mij en de plantenwereld daarentegen hebben zij veel planten ontdekt en verzameld. Voor de benaming van planten hebben zij ook een grote rol gespeeld, over het algemeen zijn deze Grieks en Latijn, maar soms komt men ook wel Spaans en Portugees tegen. De Mango heeft ook een stukje Portugees in zijn naam. Mangifera is afgeleid van Mannga, dat de Portugezen waarschijnlijk verkeerd verstaan hebben van de Tamil ’s die hier onrijpe vrucht mee bedoelen. Dus als ik het woord mangifera letterlijk vertaal, betekent het eigenlijk onrijpe vruchten dragend.
De Mangifera is afkomstig uit de Pruikenboomfamilie (Anacardiceae), bekende geslachten uit deze familie zijn bijvoorbeeld: Cotinus (Pruikenboom), Cashewboom (Anacardium), Fluweelboom (Rhus) en de Gifsumak of Poisen Ivy (Rhus radicans).
Een overeenkomst van deze geslachten is dat ze oliën produceren die irriterend kunnen zijn voor de ogen. Er bestaan bijna zeventig soorten van het geslacht Mango en van de Mangifera indica, de zoetste van allemaal, zijn ontzettend veel cultivars op de markt. Een ander bekend soort is bijvoorbeeld de Mangifera foetida, Stinkende Mango, die roze bloemetjes heeft, waarvan de vrucht iets zuurder is.
De Mangifera indica kan wel veertig meter hoog worden en dertig meter breed.
Hij heeft een zeer dichte kroon. Soms kan hij wel een leeftijd bereiken van over de driehonderd jaar. Zijn bladeren zijn langwerpig en worden zo’n dertig centimeter lang. Ze zijn glanzend groen, als hij nieuwe bladeren vormt lopen ze rood uit. Wanneer men de bladeren kneust, geeft deze de typerende mangogeur af. In het voorjaar vormt hij een pruikachtige bloemaar met duizenden kleine gele bloemetjes. Een klein deel van deze bloemetjes wordt bestoven. Als de vrucht, of eigenlijk steenvrucht uitgroeit, wordt de bloemstengel langer en hier komt de vrucht aan te hangen. Dit geeft veel sierwaarde aan de boom en geeft een apart gezicht. Over de vrucht hoef ik weinig te vertellen, dat hij veel gebruikt wordt in de keuken en zijn medicinale werking heeft. Heel Gambia staat vol met Mangobomen, ze worden tijdens de regenperiode geoogst en verder gebruiken ze daar het hout om meubels mee te maken.

woensdag 8 januari 2014

Volgende week begin ik, na een drukke periode, weer aan het schrijven van mijn wekelijkse blog. Ideeën en vragen over bepaalde planten ontvang ik graag.