woensdag 29 oktober 2014

Abelia grandiflora – Glanzende Abelia

Abelia grandiflora – Glanzende Abelia

Een rijkbloeiende struik die nu veel verkrijgbaar is in de tuincentrums, is de Abelia grandiflora. Hij is vernoemd naar Dr. Clarke Abel, een dokter en plantkundige die deze plant ontdekte tijdens zijn expeditie in China. De Abelia grandiflora is een hybride soort, een kruising van de Abelia chinensis en de Abelia uniflora. Deze soort is in Italië ontstaan, zo’n honderd jaar geleden. Zijn soortnaam betekent letterlijk grootbloemig. Hij behoort tot de Caprifoliaceae (Kamperfoeliefamilie) en kent ongeveer dertig soorten en vele cultivars. De meeste soorten komen voor in Noord-Azië en Mexico.
De Abelia grandiflora is een breed uitgroeiende groenblijvende struik. Hij kan ongeveer twee meter hoog worden. Zijn blad is ovaal, tegenover staand en glanzend. Bloeien doet hij van augustus tot november, vlinders en bijen komen op zijn zoete geur af. Hij bloeit aan het einde van de twijg in clusters. De bloem is wit/ roze, trompetvormig en is zo’n twee centimeter lang. Het is een rijkbloeiende struik die men nog maar weinig ziet in de siertuin. Plant hem op een beschutte zonnige plek, want hij is licht vorst gevoelig. Snoei hem dan ook niet aan het einde van het seizoen, anders vriest hij in.

woensdag 15 oktober 2014

Allamanda blanchetii – Paarse Allamanda

Allamanda blanchetii – Paarse Allamanda

Wanneer men deze plant in tropische gebieden ziet, doet hij denken aan de Mandevilla die hier in Nederland erg populair is als kuipplant. Echter de Mandevilla is een echte klimmer/ kruiper en de Allamanda niet echt. Wel kan hij scheuten van drie meter in één jaar maken dat doet denken aan een klimmer. Beide planten bloeien overigens zeer uitbundig. Wie de Allamanda kent, denkt bij de naam Allamanda aan de gele variant die veelal wordt aangeplant in tropische siertuinen. Er bestaan ongeveer vijftien soorten van dit geslacht. De Allamanda blanchetii komt oorspronkelijk, naar men denkt, uit Brazilië. Hij behoort tot de Apocynaceae (Maagdenpalmfamilie). Hij is vernoemd naar een Zwitserse botanicus Frederic-Louis Allamand die Carolus Linnaeus hielp bij het beschrijven van de plantensoorten.
Zijn soortnaam is tevens vernoemd naar een Zwitserse botanist, genaamd Jacques Samuel Blanchet.
 
De Allamanda blanchetii groeit op vochtige plekken, meestal langs oevers, want zoute plekken vermijdt hij liever. Het is een groenblijvende struik en een zeer snelle groeier, hij kan zo’n tien meter hoog worden. Zijn twijgen bevatten een melksap die zeer giftig is. Het blad is glanzend en staan in kransvorm om de twijg, meestal zijn dit vier bladeren. Bloeien doet hij de hele zomer. De bloemen bevatten vijf paarse bloemblaadjes en staan in een trechtervorm. Vlinders, bijen en vogels bestuiven de bloem. Na de bevruchting vormt hij een stekelige vrucht die twee tot vier zaden bevat. Het zaaien gaat vrij gemakkelijk, net als het stekken. Hij kan als kuipplant gehouden worden, maar haal hem bij een temperatuur beneden de vijftien graden al naar binnen.

woensdag 8 oktober 2014

Leucospermum cordifolium – Rood Speldenkussen

Leucospermum cordifolium – Rood Speldenkussen

Iedereen die wel eens op vakantie is geweest in Zuid-Afrika, vooral aan de kuststreek, heeft het prachtige fynbos wel eens bezocht. Vooral in de zomermaanden zijn de ‘berghellingen’ bedekt met een kleurig bloemenkleed. Jammer genoeg is hier tegenwoordig ook al sprake van klimaatverandering en men probeert met alle macht het fynbos in stand te houden. Eén van de bekendste planten die hier staan, zijn de gelachten uit de Proteafamilie (Proteaceae).
Deze familie bestaat uit zo’n tachtig geslachten en wel zeventienhonderd soorten. De geslachten uit de Proteafamilie behoren niet voor niets tot deze familie.
Proteus was een Griekse zeegod die zich kon veranderen van vorm en uiterlijk.
De meeste Proteaceae geslachten verschillen onderling van blad- en bloemvorm, tevens veranderen zij van vorm en uiterlijk gedurende de seizoenen.
Het geslacht Leucospermum kent ongeveer vijftig soorten. Het grootste kenmerk van de soorten is de bloeiwijze die op een speldenkussen lijkt. De naam Leucospermum komt uit het Grieks en betekent letterlijk wit zaad. Zijn soortnaam cordifolium betekent met hartvormige bladeren. Hij is afkomstig uit Zuid-Afrika en groeit langs de rotsachtige hellingen aan de kust, waar de Indische- en Atlantische zee het specifieke klimaat bepalen. Het is een groenblijvende struik die vijf meter hoog kan worden. Meestal groeit hij breeduit met lange twijgen, waar zich aan het uiteinde de bloem vormt. Bloeien doet hij in de zomermaanden en hij wordt door insecten en kleine honingvogels bestoven. Het begint met een compacte bloemknop die verkleurt, waarna de buitenste meeldraden/vruchtbeginsels zich uitvouwen van buiten naar binnen. De bloem bestaat uit clusters en elke cluster bestaat uit een vruchtbeginsel, korte stijl met daaruit een lange meeldraad. Hij is overigens niet zelf bestuivend. Het blad en het uiteinde van de twijg zijn licht behaard en voorzien van een waslaag die hem beschermt tegen de zoute zeewind. Het blad staat tegenover gesteld en wijst naar boven langs de twijg, het uiteinde is licht gelobd.
Een belangrijk kenmerk van de Leucospermum ten opzichte van de andere geslachten uit de Proteafamilie, is dat de bloem niet beschermt wordt door bloem- en kelkbladeren. De bloem komt men tegenwoordig veel tegen in bloemenwinkels. Hij wordt veel geteeld in Afrika, Australië en Israël als snijbloem. Bloemisten geven hem vaak de naam Nutan, maar deze naam is afkomstig van de Leucospermum nutan en heeft gele meeldraden met een oranje hartje. De Leucospermum cordifolium is hier nog niet verkrijgbaar als kuipplant, heel soms een ander Proteaceae geslacht. Het zaad is wel volop verkrijgbaar, zelf heb ik verschillende soorten mee genomen uit Zuid-Afrika, maar ik heb ze nog niet gezaaid. Wilt u ze zaaien, de zaadschil is erg hard, het zaad moet geweekt worden in water met een deel peroxide. In Zuid-Afrika kreeg ik de tip om hem op te kweken in zure grond, voorzien van een aslaag.

woensdag 1 oktober 2014

Lotus berthelotii – Canarische Rolklaver

Lotus berthelotii – Canarische Rolklaver

De Lotus die ik nu beschrijf mag men niet verwarren met de Lotusbloem, met de wetenschappelijke naam Nelumbo. De naam Lotus betekent verlangen/ zuiverheid, vandaar deze symbolische benaming voor de Lotusbloem. Berthelotii, zijn soortnaam, is een vernoeming naar een auteur die een boek schreef over de plantenwereld van de Canarische Eilanden. Waarschijnlijk vind de Lotus berthelotii hier dan ook zijn oorsprong. Hij behoort tot de Fabaceae (Vlinderbloemigen), van het geslacht Lotus bestaan enkele honderden soorten. Deze soort is erg zeldzaam geworden, men denkt dat het aantal  vogels die hem bestuiven sterk verminderd zijn. Gelukkig kunnen planten zich goed aanpassen, onlangs is er ontdekt dat insecten hem ook bestuiven, ik denk door een andere samenstelling van de nectar.

De Lotus berthelotii is een wintergroene kruiper. Zijn bladeren zijn wasachtig en zilvergrijs, ze lijken een beetje op kleine dennennaaldjes. Bloeien doet hij de hele zomer lang met papagaaienbekachtige bloemen, geel oranje gekleurd. Na de bevruchting krijgt hij ronde peulen, vandaar dan ook de naam Rolklaver. Door de vorm van de bloemen wordt hij ook wel Papagaaienbek genoemd. Als kuipplant is hij goed te houden, hoewel het overwinteren van deze plant erg moeilijk gaat. Beneden de vijf graden krijgt hij het erg moeilijk. Men zegt ook dat hij aardig wat droogte kan hebben, maar bij twee dagen droogte laat hij het echt afweten, dus goed vochtig houden. Wilt u hem houden als kuipplant, plaats hem dan in de volle zon en hij zal dan nog uitbundiger bloeien.