woensdag 18 juni 2014

Arbutus unedo – Aardbeienboom

Arbutus unedo – Aardbeienboom

Deze struik heeft zijn naam niet te danken aan de lekkere zoete vruchten die hij draagt, zijn vruchten zijn namelijk niet echt lekker en zuur. Hij heeft zijn naam te danken aan de spikkelige rode vruchten die op aardbeien lijken. De soortnaam unedo heeft hij niet voor niets gekregen, het betekent één eten en wil zeggen als men één vrucht heeft gegeten er geen tweede meer van neemt. De geslachtsnaam betekent een struik met wrang smakende vruchten. De Arbutus unedo is afkomstig uit het Middelands-Zeegbied. Als men het wapen van Madrid bekijkt, ziet men een beer die tegen de stam van een Aardbeienboom aan staat. Er bestaan ongeveer vijf soorten van het geslacht Arbutus en hij behoort tot de Ericaceae, Heidefamilie.

De Arbutus unedo is een groenblijvende struik die vijf meter hoog wordt, er zijn oude exemplaren gezien van wel twaalf meter hoog. Hij heeft een grillige donkere bast, lancetvormige licht gekartelde bladranden met rode bladsteeltjes. Hij bloeit meestal laat in de zomer, zijn vruchten van de vorige bloei draagt hij dan nog.
De witte trosjes bloemen lijken sterk op die van de Pieris, eigenlijk ook op die van de Erica die beiden tot de Ericaceae behoren. De bloemen zijn hermafrodiet, de bloem bevat zowel mannelijke als vrouwelijke delen. Na de bevruchting vormen zich groene pikkelige balletjes die van geel naar later rood verkleuren. De kern van de vrucht is oranje en bevat veel zaden. Hij wordt bestoven door bijen, het nadeel voor de honing die hier uit voortkomt, is dat hij de wrange smaak met zich mee krijgt. De vruchten zijn wel eetbaar, maar niet lekker. Hij wordt wel gebruikt voor het maken van jam en als bestandsdeel in likeuren, vooral in Italië. Kenmerken van de plant hier in Nederland is dat hij matig winterhard is. Waarom dit zo beschreven wordt is mij een raadsel. Hoewel hij nog niet gebloeid heeft in mijn tuin, heeft hij wel de strenge winter van een paar jaar geleden overleeft met temperaturen van minus vijfentwintig.

woensdag 11 juni 2014

Acca Sellowiana – Braziliaanse Guave

Acca Sellowiana – Braziliaanse Guave

Een struik die ik jongstleden weer heb aangeschaft is de Acca sellowiana. Met de strenge winter van een paar jaar geleden heeft een vorig exemplaar het helaas niet overleefd. Hij is afkomstig uit Zuid-Amerika waar hij bekend staat onder de naam Feijoa, vernoemd naar een negentiende eeuwse plantkundige. Vandaar dat men de naam, of synoniem Feiijoa sellowiana wel eens ziet. De naam Acca is een oude naam voor heet zand. Zijn soortnaam sellowiana is een verwijzing naar een Duitse botanicus die veel planten verzamelde uit Zuid-Amerika. Hij is afkomstig uit de Mirtefamilie, Myrtaceae, bekende geslachten uit deze familie zijn de Callistemon en de Eucalyptus. Verder bestaan er drie soorten van het geslacht Acca.
De Acca sellowiana wordt zo’n vijf tot zeven meter hoog. Zijn twijgen zijn licht behaard, heeft donkergroen blad die aan de onderkant grijs is. Zijn bloemen zijn tweeslachtig en wordt veel bestoven door vogels en bijen. De bloem bevat vier kroonbladeren en vier kelkbladeren, in het hart van de bloem staat een rode stijl met daarom heen talloze meeldraden. De kelkbladeren zijn donkerpaars met wit en zijn eetbaar. Ze hebben een zoetige smaak, vogels zijn er dol op en worden verwerkt in salades. Na de bevruchting krijgt hij vijf centimeter lange vruchten.
De vruchten moeten goed rijp zijn wanneer ze gegeten worden, ze geven een ananas achtige geur af en de smaak heeft iets weg van guave. Door deze eigenschap komt men de naam Ananasguave ook wel tegen. In Australië en Zuid-Amerika worden ze veel geteeld en de vruchten worden gebruikt in zoete producten als jam en cake. Ook worden ze verwerkt in parfums, vanwege de zoete geur. De Acca sellowiana is goed winterhard tot zo’n tien graden onder nul.
Het struikje wordt veel gebruikt als kuipplant, maar in de volle grond kan het net zo goed.

woensdag 4 juni 2014

Fascicularia bicolor –Tuinbromelia

Fascicularia bicolor –Tuinbromelia

Een gebied in Chili dat ik altijd nog eens wil bezoeken is Patagonia. Dit gebied staat bekend om de Poema en de Guanaco, maar vooral ook om zijn prachtige natuur. De bekendste struik die daar groeit is de Anarthrohyllum of Vlamstruik, een andere bekende is de Fascicularia bicolor. Zijn Nederlandse naam is Tuinbromelia, in Engeland heet hij vertaald Zonbromelia, vanwege zijn bloemknop die omringd is met vlammend blad. Soms komt men de naam Fascicularia andina tegen, dit is een synoniem van deze plant en betekent letterlijk uit de Andes. Hij behoort tot de Bromeliaceae, het geslacht Fascicularia kent vijf soorten. De geslachtsnaam Fascicularia komt uit het Latijn en betekent gebundeld die refereert naar de bloeiwijze.
De Fascicularia bicolor bestaat uit een rozet van langwerpige grijsgroene scherpe bladeren. Hij vermeerdert zich door wortelstekken en door zaad. Hier in Nederland zal hij niet erg hard groeien, hoger dan veertig centimeter wordt hij hier niet.
Op de ideale standplaats kan hij een meter hoog worden. In zijn leefgebied groeit hij op kale rotsen en berghellingen, soms als epifyt. Hij kan dus goed gedijen op arme droge grond. Aan het einde van de zomer verkleuren de binnenste bladeren naar diep rood. In het midden van de plant vormt zich een bloemknop die vol zit met hel blauwe bloemetjes met gele meeldraden. Na de bevruchting door insecten vormen zich de lichtblauwe zaden. Ik heb deze plant nu in de volle grond staan, aanvankelijk van zijn standplaats kan hij tien tot vijftien graden vorst verdragen. Op een donkere plek in de tuin gedijt hij ook goed. Ik denk dat hij het beste als kuip- of kamerplant gehouden kan worden, afwachtend hoe hij het de komende winter volhoudt in mijn tuin.