dinsdag 28 mei 2013

Brownea – Roos van Venezuela

Brownea – Roos van Venezuela

Een boom die ik tegen kwam in de vlindertuin van Artis is de Brownea. De Brownea kende ik alleen uit de boeken, maar hij stond hoog op mijn verlanglijstje om te fotograferen. Ik had het geluk om hem ook nog bloeiend tegen te komen.
Deze tropische boom of struik vindt zijn oorsprong in Zuid-Amerika. Hij is vernoemd naar de botanicus/arts Patrick Browne. Als een bekend persoon vernoemd wordt naar een plant, wordt de achternaam verlatiniseerd. Jammer hieraan is dat de geslachtsnaam dan eigenlijk niets zegt over de plant zelf. De Brownea behoort tot de onderfamilie Caesalpiniaceae die meer tropische planten bevat met een felle/ spectaculaire bloeiwijze. Van het geslacht Brownea bestaan zo’n dertig soorten met bloeikleuren van rood tot roze.
Brownea ariza
De Brownea is een langzame groeier met een parasolachtige vorm, hij bloeit al na ongeveer vijf jaar. Sommige soorten kunnen een hoogte bereiken van twintig meter, andere soorten zijn meer struikachtig. Het blad is samengesteld geveerd en kan veertig centimeter lang worden. Jonge bladeren hebben een rood/ bruine gloed over zich, net als de Theobroma (Cacao). Waarschijnlijk doet de plant dit om de jonge tere bladeren te beschermen tegen vraat. Later verkleurt het blad naar een effen groene kleur.
Bloem Brownea ariza

De bloeiwijze begint met een ovale knop, omringd door beschermde kelkbladeren. Wanneer de knop zich ontvouwt, komen er tal van bloemblaadjes tevoorschijn met uitstekende meeldraden. De bloem lijkt op een soort speldenkussen, waarvan de meeldraden opvallen door de felle gele kleur. Deze bloemen bevatten ontzettend veel nectar om kolibries en vlinders te lokken. Een andere eigenschap van de Brownea is zijn bloeimethode, hij bloeit aan de sterkste takken. Dit noemt men in de plantfysiologie cauliflorie, de plant zorgt er op deze manier voor dat hij zware vruchten en bloemen kan houden. Na de bevruchting ontstaan er trossen met zaadblaasjes/ peulen die meestal één tot drie zaden kan bevatten.

Nog een klein feitje aan het einde van dit blog. De hoofdfamilie van de geslachten in de Caesalpiniaceae, is de Fabaceae. Eigenlijk zijn dit allemaal planten met peulachtige vruchten. De bekendste is natuurlijk de Erwt, Faba betekent in het Latijn boon. Verder kunnen wij de Brownea moeilijk houden als kamer- of kuipplant. Vooral door de behoefte aan een warme temperatuur en hoge luchtvochtigheid.

maandag 20 mei 2013

Rosmarinus – Rozemarijn

Rosmarinus – Rozemarijn

Dit bekende keukenkruid is niet alleen populair als smaakmaker, maar heeft ook zijn sierwaarde in de tuin. Vele volksstammen gebruikten dit kruid al, vooral voor zijn smaak, geur en medicinale eigenschappen. Eigenlijk zien we hem in vele varianten terug, zoals in schoonmaakmiddelen, provinciaalse kruiden en meisjesnamen. Rosmarinus komt oorspronkelijk uit de landen rondom het Middellands- Zeegebied. Zijn naam betekent letterlijk in het Latijn dauw/zee en dit komt door de dauwdruppeltjes die hij vasthoudt op zijn blad. Het grappige is dat zijn Griekse vertaling weer geurende struik betekent.
Rosmarinus officinalis

De Rozemarijn behoort tot de Lamiaceae of Lipbloemigenfamilie. In deze familie behoren veel aromatische- en keukenkruiden, zoals Lavandula, Mentha, Salvia, etc. Alle planten in deze familie bevatten bloemblaadjes die bestaan uit een boven- en onderlip, vandaar de naam Lipbloemigen. Het geslacht Rosmarinus kent niet veel soorten, het zijn er slechts vier. De bekendste is de Rosmarinus officinalis die volop verkrijgbaar is in tuincentra of als kruidenplantje in de supermarkt.
Officinalis betekent geneeskrachtig, de meeste echte keukenkruiden hebben deze soortnaam. Een voorbeeld is de Salvia, de meeste mensen kennen hem als een uitbundige bloeier in de border, de Salvia officinalis, beter bekend als Salie, wordt veel als keukenkruid gebruikt. De Rosmarinus eriocalyx is een lager struikje met smallere blaadjes. Rosmarinus tomentosus en Rosmarinus palaui lijken erg op elkaar, deze twee soorten zijn moeilijk te onderscheiden, beiden hebben kleine ronde viltachtige blaadjes. Anders dan de Rosmarinus officinalis, zullen wij deze andere soorten niet veel tegen komen.

De Rosmarinus bloeit het rijkst in de zomer, hoewel hij in warme perioden altijd wel een bloemetje geeft. Hij houdt van een zonnige standplaats, een beetje vergelijkbaar met de Lavandula. Voor de geur zou ik hem het liefst bij een zitje in de tuin zetten, op een beschutte plek. Er wordt gezegd dat hij niet erg winterhard is, maar het is een vrij sterke plant die best wel een vorstperiode kan verdragen.

maandag 13 mei 2013

Gaura – Prachtkaars

Gaura – Prachtkaars

Er zijn nog weinig vaste planten uitgelicht in mijn blogs, maar deze opkomende vaste plant wordt de laatste jaren veel toegepast in de border. De Gaura is inheems in Noord-Amerika, maar zo’n geliefde plant is het daar eigenlijk niet. Hij zaait zich snel uit, onderdrukt andere kruiden door zijn rozetvorming en ondergrondse wortelstokken. Door deze eigenschappen en snelle groeiwijze wordt hij daar dan ook als onkruid gezien. Toch zijn er een aantal kwekers geweest die de schoonheid van deze plant zagen. Het doel is dan om een cultivar te verkrijgen die de eigenschappen heeft van een tuinplant, kort gezegd, een plant die de border kleur geeft en niet de hele tuin overwoekerdt. Er bestaan ongeveer twintig soorten van het geslacht Gaura, de soort die de kwekers cultiveerde is de Gaura lindheimeri.
De soortnaam komt van een Duitse politicus die planten verzamelde in Texas.
Gaura lindheimeri
Gaura lindheimeri
Tegenwoordig ziet men hem nog niet zo veel in de tuincentra, maar ik denk dat hier wel verandering in komt. De Gaura wordt meestal online als vaste plant aangeboden en bij sommige kwekers als perkgoed. Ook wordt hij verkocht als eenjarig zaaigoed, dit komt omdat de plant niet geheel winterhard is. Zelf heb ik de Gaura als perkgoed gekocht en was aangenaam verrast hem op deze manier tegen te komen.
Gaura lindheimeri
Gaura lindheimeri
De naam Gaura komt uit het Grieks en betekent beeldschoon. Hij is afkomstig uit de Teunisbloemfamilie (Onagraceae) dat meestal rozetvormende kruiden zijn, het Wilgenroosje (Epilobium) behoort ook tot deze familie. Over het algemeen is het een overblijvende/ eenjarige plant, sommige soorten verhouten nog wel eens aan de basis. In ons land wordt hij meestal niet hoger dan zestig centimeter, maar in de juiste omstandigheden kan hij zo over een meter hoog worden.
Gaura lindheimeri
Gaura lindheimeri
Waarom ik deze vaste plant bespreek, is vanwege de mensen die van Engelse cottage stijl houden. Deze pol vormende plant is hier uitermate geschikt voor, makkelijk te combineren met andere planten. Vooral de combi met grassen geeft een schitterend effect. Tevens bloeit hij tot september/ oktober, dus ook al overleeft hij de winter niet, u heeft er de hele zomer profijt van. Hij heeft lange bloeiaren met tweezijdig symmetrische bloemblaadjes. Uit deze blaadjes komen lange meeldraden met in het midden de stamper. De cultivars die wij kennen zijn verkrijgbaar in de varianten wit, lichtroze tot paarsachtig. Na de bloei vormt hij bruine zaden die zomaar het volgende jaar op kunnen komen. Wanneer er zaadvorming optreed, buig de bloemstengels dan naar beneden, zodat de plant volgend jaar weer op de zelfde plek terug komt. Ik zou zeggen, probeer hem eens uit.

maandag 6 mei 2013

Akebia quinata – Chocoladewingerd

Akebia quinata – Chocoladewingerd

Deze slingerplant komt men niet vaak tegen, hoewel hij ideaal is om lelijke delen in de tuin te verdoezelen. In andere landen wordt hij Chocoladewingerd genoemd, in Nederland krijgt hij ook wel eens de naam Schijnaugurk. Ik denk dat dit door een ander lid uit zijn familie komt, namelijk de Decaisnea met de Nederlandse naam Augurkenstruik. Deze planten komen uit de kleine familie Lardizabalaceae, vernoemd naar een Spaanse botanist. De naam Akebia is voortgekomen uit de Japanse volksnaam, fagi kadsuri akebi en is in het plantenlatijn door Linnaeus omgedoopt tot Akebia. Zijn tweede naam quinata geeft aan dat hij vijf bladerig is. Het aparte van de bloemen is dat ze geen nectar bevatten, wel geven ze een zoete geur af. Deze geur zou naar chocolade moeten ruiken, ik heb dit zelf nooit geroken. Ik denk eerder dat de kleurstelling van de plant iets te maken heeft met zijn naamgeving.
Akebia quinata
Akebia quinata
Het geslacht Akebia kent twee soorten, de bovengenoemde en de Akebia trifoliata die iets kleiner is dan zijn soortgenoot. Tevens is dit soort drie bladerig. Verder bestaan er nog enkele cultivars van dit geslacht, bijvoorbeeld de wit bloemige. Oorspronkelijk komt de Akebia uit China/ Japan en kan hierdoor goed tegen onze koude winters. Vaak wordt hij als bladverliezend beschreven, maar eigenlijk is het een wintergroene struik. Bij minder strenge winters en op een beschutte plek blijven zijn blaadjes hier in Nederland nog wel eens groen.
Bloei Akebia quinata

Vroeg in het voorjaar beginnen zijn knoppen uit de lopen in paarse ranken, ook de bloemtrosjes worden dan al zichtbaar. De plant heeft zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen, meestal aan één tros. Hij kan wel meer dan tien meter hoog worden, dan wil het wel eens voorkomen dat de mannelijke bloemen zich alleen bovenin bevinden in verband met de bestuiving. De mannelijke bloemen zijn iets kleiner en lichter van kleur. Vrouwelijke bloemen zijn bordeauxrood en bevatten meerdere buisvormige paarse stampers. In ons land komt het bijna niet voor dat ze peulen krijgen, hiervoor zijn onze zomers te koud en te kort. De peulen hebben een lila kleur en zijn vrij dik. Wanneer de zaden rijp zijn, barst de peul open. Een witte massa komt tevoorschijn met daarin tientallen zwarte zaden. De peulen zijn eetbaar, maar hebben weinig smaak. Ik heb gelezen dat ze in Japan gefrituurd worden en verrijkt met citroensap. Deze klimplant heeft wel kruisbestuiving nodig om peulen te krijgen, hiervoor moeten er zeker twee of drie planten in de buurt zijn. Een kleine kanttekening is dat het een snelle groeier is, geen specifieke eisen stelt en makkelijk te snoeien is.