woensdag 2 april 2014

Thunbergia grandiflora – Bengaalse Trompetbloeier

Thunbergia grandiflora – Bengaalse Trompetbloeier

Misschien heeft u wel eens gehoord van de kuipplant Suzanne Met De Mooie Ogen, de Thunbergia alata. Zijn grootbloemige broer is minder bekend, maar zeker net zo mooi en geschikt als kuipplant. De Thunbergia grandiflora heeft grote lilakleurige trompetachtige bloemen met een geel hartje. Hij is afkomstig uit India en omstreken, maar men komt hem nu bijna in alle tropische gebieden tegen, in Afrika is het een veel geziene plant. Hij is vernoemd naar een Zweedse plantenverzamelaar, de Heer Thunberg. Zijn soortnaam betekent letterlijk grootbloemig. Het geslacht Thunbergia behoort tot de Acanthaceae, een grote familie met voor ons veel uitheemse bevattende planten.
De Thunbergia grandiflora is een klimmer die zich op een windende manier vastgrijpt. Zijn ranken kunnen wel meer dan vijfentwintig meter lang worden.
Hij heeft een knolachtig wortelsysteem die zich verankert met een lange penwortel. Na een aantal jaar verhouten de oudere stengels en vormt zo een gestel. Zijn blad heeft verschillende groottes en zijn hartvormig. De onderste bladeren van de rank zijn meestal groter en zijn licht gezaagd of getand. Hij bloeit de hele zomer lang, zijn bloemen staan in clusters langs de ranken. De bloem bestaat uit een grote onderlip met daar omheen vier kelkbladeren en heeft vier meeldraden. De onderlip dient als landingsplaats voor insecten die de bloem bestuiven. Deze insecten worden gelokt door de geurende nectar en het gele honingmerk rondom het vruchtbeginsel. Na de bevruchting vormt hij een doosvrucht met een lang puntig uitsteeksel. Als de zaden rijp zijn barst de vrucht open en schiet hij op deze manier zijn zaden weg. Indien u hem als kuipplant wilt houden, beneden de twaalf graden moet hij echt naar binnen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten