woensdag 25 maart 2015

Tecomaria capensis – Kaapse Trompet

Tecomaria capensis – Kaapse Trompet

De laatste paar winters zijn erg zacht geweest, daarom heb ik geprobeerd de Tecomaria capensis in de volle grond te planten. Beneden de twee graden Celsius laat hij zijn blad vallen, dat heeft hij bij mij in de tuin ook gedaan, maar ik denk niet dat hij het overleefd heeft. De Tecomaria heeft twee synoniemen, namelijk Bignonia capensis en Tecoma capensis. De Tecoma die wij in de tuincentra zien staan als Campsis, is hier in Nederland een populaire klimplant. Ze behoren allemaal tot de Bignoniaceae, of Trompetboomfamilie. Het grootste kenmerk van deze familie zijn de lange getuite bloemen. Tecomaria is een afgeleide van een Mexicaanse naam, capensis betekent van de kaap. Soms wordt hij ook wel Kaapse Kamperfoelie genoemd, hoewel hij totaal geen overeenkomsten kent met de Kamperfoelie.


De Tecomaria capenis is afkomstig van Zuidoost-Afrika en is door cultivatie veel verspreid in Amerika. Het is een klimmer die ondersteuning vraagt van hekwerken, of andere struiken. Hij kan vijf meter hoog worden, maar hij wordt gemiddeld zo’n twee á drie meter hoog. Het blad is oneven geveerd, tegenoverstaand, licht gekarteld en tien centimeter lang. De bloemen staan aan het einde van de twijg.
Ze zijn donkeroranje en verkleuren naar rood, er bestaat ook een gele variant.
Het zijn lange buisvormige bloemen van zeven centimeter lang die bestoven worden door vogels en insecten. Net als de meeste Bignoniaceae krijgen ze lange smalle doosvruchten. Als kuipplant is hij hier heel geschikt, geef hem wel voldoende water. Snoeien kan het beste in het voorjaar, hij bloeit op éénjarig hout. Mest hem daarna goed bij voor een uitbundige bloei.

woensdag 18 maart 2015

Tecophylaea cyanocrocus – Chileense Krokus

Tecophylaea cyanocrocus – Chileense Krokus

Een apart knolletje dat in zijn land van herkomst bijna is uitgestorven, is de Tecophylaea cyanocrocus. Het gekke van zijn geslachtsnaam is dat het eindigt op –aea, de meeste geslachten eindigen op –ea. Een synoniem die men dan ook wel eens ziet is Tecophylacea. Zijn naam heeft hij te danken aan de dochter van een Italiaanse botanist, zij was zelf een botanisch illustrator. De soortnaam cyanocrocus betekent letterlijk hondssaffraan, enige uitleg hierover zou ik zo niet kunnen geven. Hij behoort tot de familie Tecophylaeaceae. Soms wordt hij ook wel Gentiaanse Krokus genoemd, vanwege zijn diepblauwe kleur. Van het geslacht Tecophylaea bestaan twee soorten, namelijk de Tecophylacaea cyanocrocus en de Tecophylacaea violiflora. De laatste soort ruikt een beetje naar Viooltjes. Van beide soorten bestaan vele cultivars.
De Tecophylaea is afkomstig uit Chili en groeit daar hoog in het Andesgebergte.
Hij is vrij zeldzaam, omdat hij veel wordt af gegraasd door vee. Het blad is lancetvormig en licht gedraaid. In het Andesgebergte bloeit hij in oktober/ november, hier in Nederland in april. De bloem is zo’n twee tot vier centimeter groot en is zes tallig. Het einde van het bloemblaadje is diepblauw en vloeit over naar wit tot in het hartje. Hij heeft zes meeldraden, waarvan er drie vruchtbaar zijn, de andere zijn insecten lokkertjes. De Tecophylacaea wordt veel toegepast in rotstuinen. Meestal wordt hij in potten geplant, strenge vorst overleeft hij niet. Tegenwoordig is hij in vele tuincentra verkrijgbaar.

woensdag 11 maart 2015

Codiaeum – Wonderstruik

Codiaeum – Wonderstruik

Om nog maar eens bij de Euphorbiaceae te blijven, beschrijf ik de Codiaeum, de alom bekende kamerplant. Deze plant kennen wij in Nederland vooral als kamerplant onder de naam Croton. Alleen is de Croton een heel ander geslacht. Waarschijnlijk komt dit omdat hij onder de noemer Tuincroton is doorgekweekt in Amerika. Van het geslacht Croton bestaan ontzettend veel synoniemen in de naamgeving, dit geldt tevens voor het geslacht Codiaeum, maar dit valt nog een beetje te overzien. De Codiaeum –soorten komen oorspronkelijk voor in Zuidoost-Azië. Zijn naam is afkomstig van verschillende Aziatische namen die gelatiniseerd zijn. Hoewel zijn naam in het Grieks top van de plant kan betekenen. Er bestaan ongeveer vijftien soorten van geslacht het Codiaeum en enkele honderden cultivars. De kamerplant die wij kunnen kopen in het tuincentrum is de Codiaeum variegatum.

De Codiaeum kan zo’n drie meter hoog worden en groeit aan de bosranden in het struikgewas. Het blad kan verschillende vormen hebben, van lancetvormig tot gelobd. Meestal zijn de bladnerven gekleurd en het blad kan gespikkeld zijn.
De bladeren staan afwisselend om de twijg en ze hebben dikke bladstengels.
Vanuit de bladoksels vormen zich de bloeistengels. Deze lange trossen bevatten meerdere bloemen en zijn allemaal mannelijk of allemaal vrouwelijk. In de meeste gevallen is de plant eenhuizig. De mannelijke bloemen hebben witte bloemblaadjes met veel meeldraden, de vrouwelijke bloemen zijn geel zonder bloemblaadjes.
Net als de meeste Euphorbiaceae krijgen ze doosvruchten met drie zaden.
Een ander familiekenmerk dat zij hebben, is het produceren van melksap. Dit sap kan huidirritatie veroorzaken. Alle delen van de plant zijn giftig, in kleine hoeveelheden wordt dit ook wel gebruikt tegen maagzweren.

woensdag 4 maart 2015

Jatropha integerrima – Peregrina

Jatropha integerrima – Peregrina

Wanneer men denkt aan de Wolfsmelkfamilie, Euphorbiaceae, denkt men vaak aan lelijke planten. Echter is dit niet altijd het geval, er bestaan veel prachtige bloeiende planten uit deze familie, waaruit we meestal niet concluderen dat hij uit deze familie komt. De Jatropha integerrima is zo’n plant die door zijn sierwaarde veel in tropische tuinen en vlindertuinen wordt aangeplant. Er bestaan ongeveer honderdvijfenzeventig soorten van dit geslacht, waaronder de Jatropha multifida die ik al eens beschreven heb in mijn blog. Deze soort staat toevallig ook op één van de onderstaande foto’s. Jatropha betekent letterlijk genezend voedsel in het Grieks. Zijn soortnaam integerrima heeft te maken met zijn blad en betekent meestal gelobd blad. De naam Peregrina komt uit het Spaans en is de naam voor een vrouwelijke pelgrim.


De Jatropha integerrima is een zeer bekende plant in Cuba. Hij is hier niet inheems en is daar door de sierteelt geïntroduceerd. Van origine komt hij uit West-Indië, hij kan ongeveer tien meter hoog worden. Zijn blad is variabel, dat wil zeggen dat het geen vaste vorm heeft, de soortnaam geeft dit al aan. Het blad is glanzend, ellipsvormig, of gaafrandig getand en ook spits. Hij bloeit in schermen aan het einde van de twijg op een lange bloeisteel. De bloemen zijn rood met dikke gele meeldraden. Bloeien doet hij bijna het hele jaar rond en is aantrekkelijk voor vlinders, bijen en kolibries. De vrucht is ovaal, een doosvrucht, zoals de meeste Euphorbia soorten. Net als veel geslachten uit de Euphorbiaceae, zijn alle delen van de plant giftig. Het melksap dat vrij komt bij een verwonding kan irriterend werken op de huid. De plant is hier in Nederland toepasbaar als kuip- en kamerplant, er zijn verschillende cultivars verkrijgbaar.