Fatsia japonica – Vingerplant
Een bekende kamerplant die wij tegenwoordig ook veel planten in de tuin, is de Fatsia japonica. Deze struik is afkomstig uit Japan en behoort tot de Araliaceae (Klimopfamilie). Zijn geslachtsnaam is een latinisering van een Japanse volksnaam, namelijk acht vingers. Soms wordt hij ook wel Fatshedera genoemd, maar dit is echter een heel ander geslacht. Het is een kruising tussen de Fatsia japonica en de Hedera helix, deze plant heeft vijf lobben/ vingers. Het geslacht Fatsia kent drie soorten, soms komt men ook andere geslachtsnamen tegen dan Fatsia, namelijk Tetrapanax en Aralia.
De Fatsia japonica is groenblijvend en kan zo’n zes meter hoog worden. Bloeien doet hij in de herfst met witte bollen. Deze worden bestoven door insecten die op de talrijke witte nectar afkomen. De bloeiwijze doet sterk denken aan die van het Hedera geslacht, beide behoren ze dan ook tot dezelfde familie. Na de bevruchting vormt hij zwarte besjes. Voor een tropisch sfeertje is deze plant ideaal. Hij is goed winterhard, maar bij strenge vorst kan er schade optreden. Een ander voordeel van deze plant is dat hij prima in de schaduw kan groeien. Een nadeel is dat hij erg giftig is, net als de meeste geslachten uit de Klimopfamilie. De Fatsia japonica is erg populair geworden als tuinplant, maar ook weer als kamerplant. Er zijn nu ook bonte varianten verkrijgbaar. Bij mij in de tuin staat hij nu prachtig te bloeien, boven zijn groene glanzende blad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten