woensdag 24 september 2014

Helleborus orientalis – Oosters Nieskruid

Helleborus orientalis – Oosters Nieskruid

Een vaste plant die rond de herfstperiode erg populair is, is het Nieskruid, voor de meeste bekend onder de naam Kerstroos. De soort die ik hier beschrijf is de Helleborus orientalis, of Oosters Nieskruid, Lenteroos. Er bestaan drie verschillende ondersoorten van de Helleborus orientalis, een wit/ groen bloeiende, rood/ paars bloeiende en de gespikkeld/ gevlekt bloeiende. De bloeitijd varieert ook van deze drie ondersoorten, van laat in de zomer tot vroeg in het voorjaar. Hybride kruisingen komen wel vaker voor bij planten, meestal is dit tussen onderlinge soorten van een bepaald geslacht. Bij de Helleborus orientalis zijn het kruisingen van dezelfde soort, die men met een mooi woord intraspecifieke hybridisatie noemt. Daarnaast bestaan er ook nog door kwekers gekruiste soorten van deze ondersoorten, bijvoorbeeld: Helleborus orientalis subsp. guttatus ‘Phoebe’.



Van het geslacht Helleborus (Nieskruid) bestaan ongeveer twintig soorten en zij behoren tot de Ranunculaceae (Ranonkelfamilie) en komen overal ter wereld voor. De meeste soorten van het geslacht zijn giftig. De naam Helleborus stamt af uit het Grieks en kan twee betekenissen hebben, namelijk door jong hertje gegeten, of genezend. Orientalis betekent letterlijk uit het oosten. De Helleborus orientalis wordt zo’n vijftig centimeter hoog wanneer hij bloeit. In een zacht klimaat blijft deze plant wintergroen, hier in Nederland sterft hij meestal af en ziet men hem weer in het voorjaar verschijnen. Zijn blad is handvormig en staat op een dikke steel.
De bloem heeft, net als alle andere soorten, vijf bloemblaadjes met vele meeldraden. Hij staat graag op een vochtige humusrijke plek in de halfschaduw. Zaaien gaat heel gemakkelijk, maar houdt er dan wel rekening mee dat het een paar jaar kan duren voordat hij bloeit.

woensdag 17 september 2014

Metrosideros excelsa – Pohutukawa

Metrosideros excelsa – Pohutukawa

Een tijdje geleden kreeg ik van vrienden enkele planten foto’s opgestuurd. Om nog maar even bij de Myrtaceae (Mirtefamilie) te blijven, de Metrosideros excelsa.
Als eerste zal ik zijn geslachtsnaam eens vertalen, letterlijk betekent het hart van ijzer. Hij heeft deze naam niet alleen gekregen omdat het een ijzersterke plant is, maar ook vanwege zijn harde kernhout dat de Maori’s gebruikten om te beeldhouwen. Zijn soortnaam excelsa betekent hoog/ verheven en relateert naar zijn lange takken. Pohutukawa is een naam die hij van de Maori’s gekregen heeft en heeft te maken met een mythologisch verhaal over een jonge krijger. De boom staat voor de meeste Nieuw-Zeelanders symbool voor Kerstmis. Vanwege zijn diep rode bloemen wordt hij ook wel Nieuw-Zeelandse Kerstboom genoemd, tijdens de kerstdagen wordt hij versiert met wenskaarten en poëtische kerstverhalen.

Van de Metrosideros bestaan zo’n vijftig soorten, waaronder bomen, struiken en zelfs epifytische soorten. Als men kijkt naar de Metrosideros excelse, bevat zijn grillige stam ook enkele luchtwortels. De boom kan ongeveer vijfentwintig meter hoog worden en is wintergroen. Hij groeit op extreme plekken, zelfs op kale rotswanden waar hij zich vasthoudt door middel van zijn sterke wortels. Zijn lange takken hebben ellipsvormige tegenover staande bladeren. Het blad is vrij dik en grijs behaard, wat hem beschermdt tegen uitdroging en de wisselende temperatuur schommelingen in zijn leefgebied. De bloem bestaat net als de Callistemon uit vijf grote kelkbladeren, vijf kleine kroonbladeren en een tal van rode meeldraden.
De meeldraden bevatten een gele helmknop en de stijl heeft een honingmerk die insecten en kolibries lokt. Na de bevruchting vormen zich één centimeter grote doosvruchten. De Metrosideros wordt veel aangeplant in siertuinen waar hij als struik gehouden wordt. Hier in Nederland kan men hem, net als de Callistemon, houden als kuipplant.

woensdag 10 september 2014

Calliandra haematocephala – Rode Powderpuff

Calliandra haematocephala – Rode Powderpuff

In mijn vorige blog beschreef ik een tropische plant met opvallend lange meeldraden. De Calliandra die ik nu beschrijf is ook zo’n soort plant. Deze plant zien wij niet veel als kuipplant in Nederland, maar het kan wel. Vandaar dat men geen Nederlandse naam van deze plant kan vinden. In het Amerikaans heet hij Rode Powderpuff, die relateert aan een poedersponsje. De soortnaam Calliandra betekent mooie meeldraden, zijn soortnaam betekent rode meeldraden en bloemhoofdjes. Meestal ziet men hem terug in de Vlinderbloemigenfamilie (Fabaceae), tegenwoordig ook wel in de Mimosafamilie (Mimosaceae). Wat mij betreft valt hij onder de Mimosaceae, omdat hij de eigenschap heeft zijn bladeren bij regen en s ’nachts dicht te vouwen of sluit. Veel geslachten uit de Mimosaceae doen dit ook, denk daarbij maar aan het Kruidje Roer Me Niet.

Deze groenblijvende struik komt voor in Zuid-Amerika en in de warme delen van Azië. Het is een snelle groeier en kan hoger worden dan tien meter. De meeste soorten van dit geslacht hebben een fijn geveerd blad, de Calliandra haematocephala heeft een grof eirond geveerd blad. Er bestaan ongeveer tweehonderd soorten en cultivars van dit geslacht, bloeiend van wit, rood, paars en roze. Hij bloeit eigenlijk het hele jaar door, maar in de zomer bloeit hij het rijkelijkst. De bloemknop is lichtgroen en staat op een lang bloemsteeltje. Bij openbarsting komen de lange meeldraden naar buiten die samen met zijn zoete geur veel insecten en Kolibries aantrekken. Wilt u deze plant eens uitproberen als kuipplant, het zaad is hier volop verkrijgbaar.

woensdag 3 september 2014

Callistemon citrinus – Rode Lampenpoetser

Callistemon citrinus – Rode Lampenpoetser

Een kuipplant die wij tegenwoordig veel zien in de tuincentrums is de Callistemon. Meestal bloeit hij laat in de zomer, maar bij mij bloeit hij nu voor een tweede keer. Zijn naam betekent letterlijk in het Grieks schone meeldraad, de soortnaam citrinus heeft hij gekregen door de geur van het blad na kneuzing, citroenachtig. Van het geslacht Callistemon bestaan ongeveer vijfendertig soorten en vele cultivars.
Hij behoort tot de Mirtefamilie, Myrtaceae, bekende soorten uit deze familie zijn de Kruidnagel en de Eucalyptus. Kenmerken van deze familie zijn een basis van vijf bloemblaadjes en veel opvallende lange meeldraden. De Callistemon komt veel voor in het zuiden van Australië.


Normaliter wordt de Callistemon citrinus zo’n vier meter hoog, maar er bestaan exemplaren van twaalf meter hoog. Hij heeft lang lancetvormig blad die spiraalsgewijs om de twijg heen staan. Het is een blad houdende struik met overhangende takken. Aan het einde van de twijg vormt zich in augustus de bloei aar. Tijdens de bloeiperiode groeit de twijg achter de bloei aar verder. De bloemen hebben vijf onopvallende bloemblaadjes, talloze rode meeldraden met een gele helmknop met één stamper. Vogels zijn gek op zijn zoete nectar. Na de bevruchting vormen zich kleine grijze ronde vruchtjes rond de twijg. Soms blijven de vruchtjes er langer dan twee jaar aan zitten.