woensdag 6 november 2013

Colutea arborescens – Europese Blazenstruik

Colutea arborescens – Europese Blazenstruik

Een struik die veel weg heeft van de Cassia/ Senna door zijn geveerde blad, is de Colutea of Blazenstruik. Ze zijn beiden afkomstig uit de Vlinderbloemigenfamilie (Leguminosae/ Fabaceae). Het karakteristieke van deze familie is de bloeiwijze, één groot kroonblad met daaraan twee kleinere kroonbladeren en een vergroeid kroonblad. Ook is de familie bekend door zijn peulvruchten (Leguminosae) en de bestuiving door bijen en vlinders (Fabaceae). Tevens hebben de meeste geslachten uit deze familie het kenmerk dat ze stikstof bindend zijn. Er bestaan ongeveer zevenentwintig soorten van het geslacht Colutea. De bekendsten hieruit zijn de Colutea arborescens, Colutea orientalis en de kruising hiervan Colutea x media. De Colutea arborescens is inheems in het zuiden van Europa en Noord-Afrika.

De naam Colutea komt van het woord Kolotea dat houtachtige struik met peulen betekent, arborescens is Latijn voor boomachtig. Het is een bladverliezende struik die bloeit op eenjarig hout  van het voorjaar tot het najaar. Hij kan zo’n drie meter hoog worden, meestal wordt hij gebruikt in bosschages vanwege zijn snelle groeiwijze. Ook wordt hij veel aangeplant op hellingen, omdat hij met zijn breed uitgaande wortelgestel de grond goed vasthoudt en erosie tegen gaat. In de vijftiende eeuw scheen hij veel geteeld te worden, vermoedelijk voor het maken van medische middelen. Wel is bekend dat zijn bladeren gebruikt worden voor problemen met de stoelgang.

Het blad van de Colutea is oneven geveerd en heeft een diepgroene kleur.
De meeste soorten bloeien geel of oranje, de Colutea arborescens bloeit geel en heeft in het midden van zijn grote kroonblad een oranje honingmerk om bijen en insecten aan te trekken. Na de bestuiving vormt hij een opgeblazen peulvrucht van wel acht centimeter en lijkt op een blaasje. Dit blaasje creëert hij door het produceren van een bepaald gas en blaast zich hiermee vol. Het omhulsel verkleurt na een tijdje naar roodbruin. Wanneer het omhulsel verschrompelt zijn de zaden rijp en vallen op de grond. De zaden zijn overigens giftig en ontkiemen vrij gemakkelijk. Standplaats eisen heeft hij niet echt, maar op een zonnige warme plaats zal hij rijkelijker bloeien. Ook is hij goed winterhard, er wordt gezegd dat hij de min twintig graden overleeft. Wel kunnen de uiteinden iets invriezen, dode delen kunnen makkelijk weggenomen worden, vooral omdat hij op eenjarig hout bloeit. Hoewel het een sierlijke struik is, raad ik wel af om hem in een sierborder te planten. Door zijn ver uitgroeiende wortelgestel ontneemt hij veel voeding uit de bodem, planten erom heen hebben hier last van.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten